Ontwikkeling lokale lastendruk

A. Onroerende zaakbelastingen

In deze begroting is rekening gehouden met een verhoging van de opbrengst van de onroerendezaakbelastingen van 1,5%. Dit percentage betreft de trendmatige verhoging conform het gehanteerde percentage in de Kadernota 2018, onderdeel van de Voorjaarsnota 2017.

Met inachtneming van een stijging met 1,5% bedragen de tarieven voor 2018:

  • gebruikers niet-woningen   0,1308 %
  • eigenaren niet-woningen   0,1643 %
  • eigenaren woningen      0,1200 %


Bovenstaande tarieven hebben een voorlopig karakter en dienen uitsluitend om het budgettaire kader vast te stellen. Zij zijn gebaseerd op de waarde-peildatum 1 januari 2016. In dit verband wordt er met nadruk op gewezen dat het resultaat van de waardeontwikkeling in samenhang met de beoogde opbrengst het tarief bepaald.

Sinds 2007 dient een jaarlijkse waardering plaats te vinden. Uitgangspunt daarbij is een jaarlijkse aanpassing van de waarden met de marktontwikkeling van elk onroerend goed. Voor de definitieve bepaling van de tarieven 2018dient daarom de waarde-vaststelling per 1 januari 2017 (waarde-peildatum 1 januari 2016) als basis te dienen. Ten tijde van het samenstellen van deze begroting zijn de resultaten van de herwaardering nog niet bekend.
De voorstellen met betrekking tot de definitieve tarieven worden u tegen het einde van het jaar aangeboden. Daarbij geldt dat een besluit tot aanpassing van de tarieven voor 1 januari 2018 dient te zijn vastgesteld.

In het kader van het beheersbaar houden van lokale lasten is door het Rijk voor het totaal van gemeenten een macronorm ingesteld. Deze macronorm betreft een afspraak over de maximale stijging van de totale opbrengst aan ozb tussen twee jaren. Op deze wijze kan het Rijk een ‘vinger aan de pols houden’ met betrekking tot fluctuaties in de ozb. Een stijging van de ozb-opbrengst boven de norm binnen een individuele gemeente behoeft daarom niet te leiden tot een overschrijding van de voor alle gemeenten gezamenlijk geldende norm. Er kunnen immers ook gemeenten zijn waar de opbrengst minder stijgt dan de norm. Bij overschrijding van de macronorm kan het Rijk echter zo nodig ingrijpen via een correctie op het volume van het gemeentefonds. Tot op heden is van dit instrument geen gebruik gemaakt.

Voor het jaar 2018 is deze macronorm vastgesteld op 3,1% (Meicirculaire gem.fonds 2017). De geraamde stijging van de opbrengst in de Begroting 2018 ten opzichte van 2017 betreft alleen de trendmatige verhoging van 1,5%. Er is dus sprake van een geringe onderschrijding ten opzichte van de macronorm. Het Rijk acht het sturingsmechanisme van de macronorm overigens gering maar acht de huidige alternatieven nog onvoldoende uitgewerkt waardoor het systeem van de macronorm voorlopig blijft bestaan.